Hier ben ik weer, net terug van Rock Werchter. Dit jaar was de zesde keer kamperen op een festival en toch werden er opnieuw menig wenkbrauwen gefronst toen ik meedeelde dat ik ook dit jaar een festivalletje zou meepikken.
Ik geef toe dat het op het eerste zicht niet meteen mijn ding lijkt, aangezien ik iemand ben die zelden het huis verlaat zonder mascara en een tikkeltje nerveus wordt wanneer er geen haardroger in de buurt is. Dus is het tijd om voor eens en voor altijd duidelijk te maken waarom ik dan toch zo graag naar festivals ga.
Eerst en vooral hangt er een geweldige sfeer op zo'n festival en lijkt alles er te kunnen. Een kanariegele legging met knalgroene botienen eronder, een strak roze Powerrangerkostuum, een pinguinpak, ... Outfits waarvoor je je wenkbrauwen fronst als je ze op straat ziet, maar op een festival leidt het tot high fives en spontaan geknuffel met vreemden.
De sfeer alleen is natuurlijk niet de reden waarom ik zo graag naar festivals ga. Als muziekliefhebber (en ik vind best dat ik mezelf zo mag noemen) word ik gewoon zo ontzettend blij bij de gedachte aan meer dan zeventig liveoptredens in enkele dagen tijd.
Dat slapen op een harde ondergrond, het koken in openlucht (in een gamel die meestal nog restanten bevat van de maaltijd daags voordien), de spinnen die ongegeneerd je tent binnenkruipen en het gebrek aan elektriciteit en doorspoelknop op het toilet, zijn slechts een kleine opoffering in vergelijking met dat waanzinnige moment waarop je favoriete artiest de eerste noten van je favoriete nummer speelt. Het is een moment waarop je adem even stokt en je hartslag een seconde later komt. Ik zou het voor geen geld willen missen!
En toegegeven: af en toe eens uit een ongewassen gamel eten, met vuile voeten in je slaapzak kruipen of gewoon alles op een hoopje in de tent gooien, is zelfs voor een ordelijke meid als ik, best wel eens leuk!
Lieve groet
Lyrinn